De bijleenregeling stelt dat u de overwaarde - welke vrijkomt wanneer u uw oude woning verkoopt – dient te investeren in een nieuwe koopwoning, mits u deze binnen drie jaar na de verkoop van uw oude woning aankoopt. Indien u dit niet doet, gaat u dus een lening aan ter grootte van het aankoopbedrag van uw nieuwe woning. Er is in dit geval geen renteaftrek mogelijk over het leenbedrag ter grootte van de vrijgekomen overwaarde. Deze regel is in 2004 in het leven geroepen.
De bijleenregeling kan van toepassing zijn op drie verschillende situaties. De eerste situatie: indien uw nieuwe woning duurder is dan uw voormalige woning zal in eerste instantie de overwaarde van uw oude woning worden vastgesteld en wordt vervolgens de aftrekbaarheid van de nieuwe hypotheek bepaald. De tweede mogelijkheid: het is mogelijk dat u verhuist zonder een nieuwe woning te kopen. Als u binnen drie jaar na de verkoop geen nieuwe woning aankoopt, zal de bijleenregeling komen te vervallen. Tot de derde categorie behoren alle bijzondere situaties waardoor de regeling zal worden bijgesteld. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan situaties waarin de oude woning met verlies wordt verkocht, nog niet is verkocht, of wanneer twee partners gaan samenwonen in een nieuwe koopwoning.
Hieronder treft u een overzicht aan van veel gestelde vragen over de bijleenregeling.
Als u uw oude woning niet verkocht heeft, maar u deze niet meer als eigen woning gebruikt, dan is er sprake van een zogenaamde ‘fictieve verkoop’. Er wordt in dit geval een fictieve verkoopwaarde vastgesteld, op basis waarvan een overwaarde kan worden bepaald. Met deze overwaarde dient rekening te worden gehouden wanneer u een nieuwe woning aankoopt.
Indien u besluit om uw overwaarde niet te investeren in uw nieuwe woning, dan kunt u de rente over het bijgeleende bedrag niet aftrekken.