De Hoge Raad heeft een belangrijke uitspraak gedaan over de manier waarop banken een restschuld bij een ‘debiteur’ mogen opeisen. De Rabobank was van mening dat naast het verkopen van de woning de overige restschuld mag worden verhaald door andere bezittingen van de debiteur - lees: degene aan wie de hypotheek is verstrekt - te verkopen. Het kan hierbij gaan om een auto, inboedel maar ook loon. Deurwaarderskantoor GGN was het niet eens met deze manier van werken en wilde graag uitsluitsel over de te nemen stappen.
De Hoge Raad heeft nu besloten dat een bank niet zomaar bezittingen kan verkopen en eerst een gang naar de rechter zal moeten maken voordat kan worden overgegaan tot het innen van de restschuld. Dit betekent dat het lastiger zal worden voor banken om na het verkopen van de woning de overige schuld te vorderen. De debiteur kan bij een rechter de grootte alsmede het bestaan van de schuld betwisten. Ook kan de debiteur beweren dat het onmogelijk is dat de restschuld in één keer wordt opgeëist en aansturen op een betalingsregeling.
De uitspraak van de Hoge Raad kan er overigens wel toe leiden dat beleggers zich wat terughoudender zullen bewegen op de kapitaalmarkt. Zij zien natuurlijk het liefst dat banken hun schuld zo eenvoudig mogelijk kunnen terugvorderen, zonder teveel poespas. Dat lijkt nu verleden tijd.